Leven op je eigen voorwaarden: De lessen van mijn overgrootmoeder

De kracht van autonomie: in de voetsporen van mijn overgrootmoeder

Eerder schreef ik over de dagboeken van mijn overgrootmoeder. Drie jaar geleden kreeg ik ze in handen, en het voelde alsof zich een tijdmachine opende. Ik kende haar nog, ik was elf toen ze overleed, maar pas nu begin ik echt te begrijpen wie ze werkelijk was. Als volwassene lees ik haar woorden terug, dertig jaar ouder dan zij toen ze ze opschreef. En hoe verder ik lees, hoe duidelijker het wordt: autonomie zat diep in haar verankerd.

Ze was haar tijd vooruit. Niet door te roepen of te rebelleren, maar door eenvoudigweg haar eigen koers te varen. Geen grote statements, geen strijdkreten. Ze koos haar pad – stil, bewust, zonder uitleg. Niet als protest, maar als vanzelfsprekendheid. In alles wat ze deed zat die onderstroom: ik bepaal zelf.

Mijn overgrootmoeder was allesbehalve doorsnee. Socialist, feministisch ingesteld, bewonderaar van Wilhelmina Drucker en Rosa Luxemburg. Ze geloofde in vooruitgang, in gelijke rechten, in rechtvaardigheid. Voor haar was het vanzelfsprekend dat haar dochters werkten. Zelf voelde ze geen behoefte aan een carrière, maar wél aan financieel eigen grond onder de voeten.

Haar keuzes waren niet bedoeld om indruk te maken. Ze koos voor een christelijke man, een goj, tegen de verwachtingen van haar omgeving in. Niet uit opstand, maar omdat het háár keuze was. Steeds weer handelde ze vanuit één overtuiging: vrijheid betekent zelf beslissen. Haar keuzes weerspiegelden een sterk gevoel van onafhankelijkheid.

Dat is wat ze me naliet. Autonomie is geen pose. Het hoeft niet luid. Het zit in de keuzes die je maakt, ook als niemand kijkt. In weten wat je wilt – of in het weigeren te leven naar wat anderen vinden dat je moet willen.

Haar leven was niet vrij van tegenslag. De oorlog veranderde alles. Haar idealen over een betere wereld werden verbrijzeld. Ze zag hoe de mensheid zich niet hield aan de waarden waarin ze geloofde. De grote strijd gaf ze op, maar haar overtuiging dat ze haar leven zelf mocht bepalen bleef. Ze richtte zich op het kleine, op wat wél binnen haar macht lag. Ze vond betekenis in het herstellen van gezangboekjes, in de zorg voor haar hondje, in vriendelijkheid naar anderen. Haar autonomie veranderde van vorm, maar verdween niet.

Ik herken die houding in mezelf. Niet omdat ik haar leven leid, maar omdat dezelfde drang door mij heen beweegt. Ik kies mijn eigen weg, los van verwachtingen. Ik voel haar invloed in hoe ik werk, liefheb, leef. Voor mij is autonomie ook geen strijdterm. Het is iets dat je leeft. Je neemt de ruimte die je nodig hebt, zonder je af te zetten. Niet uit dwarsheid, maar vanuit innerlijke helderheid: dit ben ik.

We leven in een tijd waarin vrouwen zogenaamd alles mogen. Werken, studeren, carrières maken. Maar hoe vrij zijn we echt? Hoe vaak worden keuzes nog steeds ingekleurd door onzichtbare normen? Deeltijdwerk als ‘balans’. Zorgverantwoordelijkheid als vanzelfsprekend. En nog altijd die onderhuidse boodschap: trouw een rijke man, dan zit je goed. Alsof financiële autonomie geen recht is, maar een bonus.

De dagboeken van mijn overgrootmoeder herinneren me eraan: echte autonomie zit niet in wat je mag, maar in wat je durft te kiezen. In trouw blijven aan jezelf, ook als dat tegen de stroom ingaat.

Ze heeft me geleerd: je hoeft niet te vechten om vrij te zijn. Soms zit de grootste vrijheid in het zachtste verzet. Leven zoals jij dat wilt. Zonder uitleg. In stilte. Maar met kracht.